Stuntvrouwtjes
Waarschijnlijk kent u het wel: dat gespannen kijken naar het turnmeisje dat oefeningen doet op die keiharde evenwichtsbalk. Salto’s voorover en achterover en adembenemende pirouettes… en steeds moeten die frêle voetjes exact op die balk terechtkomen. Even ter informatie: die balk is 5 meter lang, ruim 10 centimeter breed en 1,20 hoog; en denk maar niet dat er in hout enige vering zit!
Vanaf het begin zit ik met samengeknepen billen te kijken, want de act die nodig is om óp de balk te komen is al een prestatie op zich. Vrij snel na de begin-act ga ik een kopje koffie zetten, want ik word overspoeld door beelden van een kermend kind onder… Ik denk dat ik mijn dochter niet aan dit soort activiteiten zou overgeven.
Maar goed, rustig in de keuken van de koffie genieten en dan maar wachten op de vrije oefeningen op de mat. Ik herinner me nog dat stoere klasgenootjes op het schoolplein een radslag maakten en dat vond ik al een hele prestatie; wat die meisjes me echter voorschotelen op de diverse matten van het Olympische Parijs… ongelooflijk. Het lijkt erop dat ze, zodra ze ook maar één voet op die mat zetten, de zwaartekracht in de maling nemen en voor een paar minuten gewichtsloos zijn.
Na de zoveelste sprong, salto, schroef heb ik het – helaas – wel gezien en vraag ik me af hoe lang ‘men’ erover moet doen om elke centimeter van dat onmogelijk mooie lichaampje onder controle te krijgen. De jury schrijft nu eenmaal voor dat ná een sprong dat lichaampje niet meer mag bewegen: na het neerkomen is het ‘op de plaats rust’. (Wie kan zich niet herinneren dat Epke Zonderland van die hoge rek zweefde en op de grond veranderde in een onwrikbaar standbeeld!)
Zelfs als je als leek naar al die turnprestaties kijkt, moet je tot de conclusie komen dat achter al die zweefmomenten, sprongetjes en salto’s urenlange trainingen moeten zitten. En je vraagt je natuurlijk óók af of er geen roofbouw wordt gepleegd op die in-de-groei-zijnde-lichaampjes.
Gelukkig bieden de Olympische Spelen ons een zeer gevarieerd programma en na die angstaanjagende turnwereld, werp je een blik op de wereld van de roeiers: geen vernuftige stuntjes, nee, gewoon van start tot finish voluit in de riemen!
Toch blijven die turnlichaampjes door mijn hoofd spoken… Men zegt dat topsport (ook) voor een keiharde mentaliteit zorgt. Geen idee, wel weet ik dat al die turnstertjes die we op de televisie zien, slechts het topje van de ijsberg vormen. Er moeten ongetwijfeld heel veel afvallertjes zijn, meisjes die het net niet gehaald hebben. Dat ‘het-net-niet-halen’ hoort bij het leven; wie kent die ervaringen niet. Maar ik vraag me weleens af of die meisjes die het wél gehaald hebben zoveel gelukkiger zijn dan hun faal-zustertjes.
We houden het echter positief. Ik ben nog steeds dankbaar dat ene Coubertin een sportfeest op poten heeft gezet waarin – om de vier jaar – werelden van verschil elkaar toch weten te vinden. Het is te hopen dat er in 2028 geen staten meer zijn die buiten de Olympische boot vallen.
Wist