Nog eens bijnamen
Met sommige opponenten is het zinloos te discussiëren. Ik heb er één die mij steevast terechtwijst, die mij steevast de maat neemt als ik een opmerking over Poetin maak: ‘ja, maar die Zelenski is ook geen lieverdje!’ Alsof ik dat beweerde. Mocht ik de staf breken over P’s ontvoering van Oekraïense kinderen, riposteert hij met een opmerking ‘over de uit huis geplaatste kinderen tijdens de toeslagenaffaire.’ We hebben voor deze wel zeer invalide vergelijkingen in het Hazerswouds een uitdrukking; ik zou haar graag gebruiken maar ze past echter niet in het keurige GHK-vocabulaire. Met zo’n opponent valt niet te debatteren. Het is een rubberen Robby die zich na elke stoot weer uitdeukt.
We hadden het over bijnamen… Hazerswoudse blauwkousen. Een oplettende lezer maakte mij erop attent dat er in Hazerswoude ook andere enigszins denigrerende bijnamen rondgaan. De Rijndijkers werden door de bewoners van de overkant van de Rijn – de naar ik veronderstel arrogante(?) Koudekerkers – ‘pottenzeikerds genoemd. Ja, als men je een zeikerd vindt, sta je niet al te best bekend: iemand die voortdurend jeremieert en zeurt. Hij veronderstelt dat het een reactie is op de bijnaam van de Rijndijkers voor de Koudekerkers: ‘kraaien’. Hij gaat ervan uit dat het een verwijzing is naar de drie vogels in het Koudekerkse wapen. De vogels in het wapen zijn echter geen kraaien maar adelaars…maar ja, van sommige afbeeldingen op wapens kan je van alles maken.
Bijnamen – vooral in de volkstaal – zijn niet zelden het resultaat van ludieke interpretaties of scherpe observaties. Een legendarische Hazerswoudenaar heeft ooit in een café in een belendende gemeente dat gefrequenteerd werd door talrijke Hazerswoudse jongeren een knap staaltje acrobatiek ten beste gegeven. Hij liep driemaal rond het biljart met een glas bier op zijn hoofd, let wel: met beide handen in zijn zakken. Het leverde hem tot aan zijn tragische dood de bijnaam ‘De Platte’ op.
Soms zijn de volkse bijnamen wel gevat maar toch ook wrang en beledigend. In de oorlog was het vrij moeilijk om aan sigaretten te komen. Handige doe-het-zelvers kweekten daarom tabak en maakten van de gedroogde bladeren sigaretten of sigaren. Die tabak heette toen ‘eigen teelt’. Op een gegeven moment beviel een jong meisje van een baby en de vader bleek haar eigen vader te zijn. Uiteraard een tenhemelschreiend incest-drama. Het ‘volk’ had er echter weinig moeite mee en noemde de pasgeborene ogenblikkelijk Jopie Eigenteelt. Dat je een kind met zo’n bijnaam opzadelt, getuigt van weinig beschaving.
Bijnamen hebben de eigenaardige gewoonte op de achtergrond altijd aanwezig te blijven. Na de Nacht van Schmelzer (Kabinet-Cals viel) noemde Wim Kan de fractieleider van de KVP een ‘gladde teckel’. Nou kan een gladde teckel een knuffelbaar beestje zijn, maar niemand zal met zo’n etiket met opgeheven hoofd door het dorp lopen.
Bijnamen… je moet ermee leren leven. Maar ook dat is mogelijk. Mijn favoriete dichter had een vrouw die je gerust een heks kunt noemen en daar is moeilijk mee te leven. Hij gaf er echter een humoristische draai aan in het gedicht:
TERUGBLIK IN EEN GLAS JENEVER
‘k Had een sprookjeshuwelijk
achteraf beschouwd.
Maar ik was alleen
met de heks getrouwd.
Wist